Het laatste weekend van onze tijd in Indonesië brachten we door op het prachtige eiland Flores, met Arne, Elisa, Arno en Astrid. Flores is de uitvalsbasis voor een bezoek aan de Komodo Islands, een eilandengroep waar komodovaranen leven. Naast heerlijk relaxen onder een parasol van palmbomen aan een wit bountystrand, gezellig samen eten, borrelen en spelletjes doen, kon een excursie naar de Komodo Islands dus echt niet ontbreken.
We moesten ons hiervoor om half 8 ’s ochtends melden bij de receptie, waar een busje klaarstond dat ons naar de haven bracht. Daar lag de Sudamala 3 (onthoud die naam, het is de naam van een keten met de meest verrukkelijke resorts ever!), een ruime boot die van alle gemakken voorzien was voor een dagje uit. De boot werd bemand door Jodi, Bodi en Admiraal (dat is in ieder geval wat ik onthouden heb van het voorstelrondje) en naast ons zessen, was er een Floortje-Dessing-lookalike en een Duits stel aan boord.
De twee enorme buitenboordmotoren van ieder 250 pk begonnen te brullen en even later stoven we over het water tussen de prachtige eilanden door, op weg naar onze eerste stop: Het eiland Palau Padar Besar. Dit eiland heeft een prachtig uitzichtpunt, waarvoor je wel eerst 500 meter aan trappen moet bedwingen.
Ik wist van te voren dat ik de top niet zou halen (trappen en ik zijn geen vrienden), dus ik sjokte kalm achter de rest aan en stopte halverwege de tweede etappe (mogelijk iets eerder) omdat ik toen al het gevoel had aan de beademing te moeten. Een geluk bij een ongeluk: ook hier was het uitzicht al adembenemend mooi en omdat ik niet meer verder hoefde van mezelf (ik had tenslotte vakantie) kon ik alle tijd nemen om de prachtigste foto’s maken. Ik wandelde daarna rustig terug naar de steiger, waar in de schaduw een wachthokje was gemaakt en waar ik iedereen terug zag komen in verschillende fases van zuurstofgebrek en oververhitting: Elisa en Astrid, nadat zij het tot en met de derde etappe hadden gered, de Duitsers die tot punt 5 waren gekomen en Jan, Arne, Arno en Floortje die de top hadden gehaald. Een klein applausje is op zijn plaats, want ze hadden het serieus zwaar.
De tweede stop van de boot was Pink Beach, wat echt de mooiste plek is die ik ooit heb gezien: Een uitgestrekt stuk strand van aardbeienijs-roze zand aan een aquablauwe zee, omgeven door prachtige bergen. Om stil van te worden.
Uiteraard was ik het weer die de stilte verscheurde met het nodig gegil, eerst omdat ik niet echt soepel van de boot af sprong (in principe kieperde ik behoorlijk onelegant overboord, waardoor ik met handdoek, telefoon en al kopje onder ging) en later omdat ik een stuk touw aanzag voor een krokodil. Drie keer.
Tja, niemand kan zeggen dat ik niet volledig mezelf was deze dagen.
We zwommen in het heerlijke koele water en lunchten aan het roze strand. Al met al denk ik echt wel de mooiste ervaring van mijn tijd in Indonesië, en dat wil wat zeggen.
Met pijn in ons hart lieten we dit wonderschone eiland achter en klommen op de boot voor de volgende stop van onze trip, één van de eilanden waar de komodovaranen los in het wild rondlopen. Hier leverde Jodi of Bodi ons af bij een gids en kregen we eerst een veiligheidsbriefing. Dat klonk allemaal niet heel gezellig en vooral Elisa was ervan overtuigd dat die monsters ons nog voor de eerste bocht voor een smakelijk borrelplankje zouden aanzien.
De gids was nog niet uitgesproken of we zagen al zo'n carnivoor voorbij schuifelen en op de eerste meters van de tocht spotten we er nog twee. Een kort ooggetuigenverslag: Deze dieren zijn zo lelijk als de nacht, ze lopen alsof hen permanent een enorme keutel dwars zit en ze eten schattige hertjes.
En daarmee had ik naar mijn idee wel genoeg gezien en de zin in nog 2 ½ kilometer wandelen in die snikhitte, speurend naar nog meer vleesetende lelijkerds was me al ruimschoots vergaan. Ik keek naar Elisa die erbij stond alsof ze op schoolreisje was in het riool en fluisterde: We kunnen nu nog terug. Dat hoefde ik geen twee keer te zeggen: binnen twee minuten zaten we alweer bij de aanlegsteiger. Meteen onze impulsiviteit betreurend want we hadden geen van beide een telefoon of geld op zak, zelfs geen horloge. Met slechts een flesje water op een onbekend tropisch eiland voelde het een beetje als onze eigen Expeditie Robinson. Al zullen daar vast geen kleine jongetjes langs komen die een plastic komodovaraan willen ruilen tegen je waterfles.
Toen de anderen terug kwamen bleken ze verder maar één andere varaan te hebben gespot. Moraal van dit verhaal: Elisa en ik hebben een zeer efficiënt bezoek aan Komodo eiland afgelegd: met minimale inspanning een bijna maximaal resultaat.
De laatste stop was op open zee om te snorkelen met manta’s, van die enorme roggen. De Duiters en Floortje stonden al kilometers van te voren likkebaardend bij de reling, maar bij ons clubje was de motivatie maar matig. Jan en Arno wilden helemaal niet, Elisa en ik haakten af nadat we snorkel, duikbril en zwemvest al aan hadden (het water was behoorlijk wild, het was er superdruk met boten en zwemmers en ik vroeg me serieus af of ik ooit weer terug op die boot zou komen. Stel je voor dat ze een helikopter moeten sturen om me uit die zee te takelen? Daar zouden al mijn eerdere gênante situaties volledig bij in het niet vallen) en Astrid en Arne sprongen wel in het water, maar raakten in het diepe water, tussen al die enthousiaste snorkelaars lichtelijk in paniek en wisten niet hoe snel ze terug moesten gaan naar de boot. Jodi, Bodi en Admiraal vonden ons vast angsthazen, maar wij hadden toch al een topdag gehad, dus voor ons was het prima zo.
We genoten moe maar voldaan van het laatste uurtje op zee en daarna nog meer van het heerlijke zwembad op het resort. Waar ik geheel in stijl een trapje over het hoofd zag en opnieuw onelegant in het water stortte. Volgens mijn lieve reisgenoten heb ik de balans van een aardbei. Helaas kan ik weinig anders dan dat beamen.
Comments