In de vroege morgen werd ik op het station van Lao Cai opgehaald door een chauffeur en bij reisagentschap The Sapa Sisters in Sapa afgezet. Onderweg genoot ik al van de prachtige bergen en uitzichten. De chauffeur vroeg of hij voor me moest stoppen zodat ik foto’s kon maken, wat ik een extreem goed idee vond.
Jammer genoeg deed hij er niets mee en moest ik er maar vanuit gaan dat de rest van de dagen nog genoeg foto momenten zouden gaan opleveren. We zullen elkaar wel weer niet goed begrepen hebben.
Dat was zeker het geval met de reisagente, want die had hele andere plannen voor me dan ik in mijn reisbeschrijving van Verrassend Vietnam had staan. Ik zou om te beginnen door een gids naar de voet van de Fransipan gebracht worden, waar ik dan (zonder de gids) met een trein en kabelbaan omhoog zou gaan. Daarna zou de gids me weer opwachten, meenemen naar een markt en me daarna afzetten op mijn resort. Maar volgens de reisagent zou de gids met mij het binnenland in gaan voor een tocht met daarin maar liefst drie wandelingen inbegrepen. Nou ben ik bepaald geen fan van wandelen (vroeger veel te veel moeten doen waarschijnlijk), dus ik vertelde de dame redelijk gedecideerd dat ik dat zeker niet van plan was en me aan het eerste plan wilde houden. Na wat heen en weer gepraat bleek dat te kunnen, maar zei ze (ook redelijk gedecideerd), de gids hoefde me echt niet naar de start van de Fransipan brengen, dat was namelijk heel dichtbij, dus daar kon ik prima zelf wel naartoe.
Ik besefte dat ik weer lekker klem zat. Toch eisen dat de gids meeging leek wat kinderachtig, maar ik wist van mezelf dat ik ook op weg naar ‘heel dichtbij’ prima kan verdwalen. Uiteraard koos ik toch voor het laatste, want van verdwalen zou ik alleen zelf last hebben.
En dat had ik. Uiteraard.
Want als je mij vertelt: Trap op, rechtdoor, rechtsaf en dan in een groot geel gebouw naar de eerste verdieping, dan vermenigvuldigen de mogelijkheden om naar rechts te gaan zich ineens spontaan en blijkt zo’n gebouw wel 95 verschillende ingangen te hebben waar je helemaal niet naar de eerste verdieping kan. Ik herinner me dat mijn ouders een keer thuis kwamen na een oudergesprek op school en vertelden dat de docenten hadden gezegd: Ze moet leren om meer vragen te stellen. Nou, ik kan meedelen dat die missie inmiddels behoorlijk geslaagd is. Ik heb me de blaren op de tong gevraagd voordat ik de juiste ingang uiteindelijk had gevonden.
Samen met een half miljoen Chinezen, die ook allemaal naar boven wilden.
Man, wat een enorme rij stond er voor de funicular (dat is in principe gewoon een chique woord voor een trein die ze aan kabels over een afgrond trekken). Maar na een mooie tocht, opnieuw een lange rij voor de kabelbaan en 6 kilometer aan waanzinnig mooie vergezichten (reizen met Chinezen bleek één groot voordeel te hebben: Ik keek over iedereen heen), bereikte ik aan het eind van het liedje toch de bijna-top van de Fransipan, op ruim 3000 meter hoogte.
En wat had ik weer een mazzel, op een berg waar het meestal mistig is en regent, trof ik een stralend zonnig dag, en kon ik genieten van het fabelachtig mooie uitzicht. Ik was van te voren gewaarschuwd dat het op de Fransipan erg koud is, dus had een dik vest bij me, dat ik precies 1 minuut aan heb gehad, omdat het heerlijke zonnetje me prima warm hield. Zelfs de Chinezen, waarvan hele volksstammen een veel te dure winterjas hadden gekocht bij een winkeltje bij de ingang, trokken hun jassen na een paar minuten alweer uit.
De meeste van hen gingen nog door naar de echte top, waar o.a. een enorm boedhabeeld staat. Maar daar had ik niet zo vreselijk veel zin in (vanwege zowel de boedha waar ik echt niks mee heb, als de trappen), dus ik genoot in de zon van het uitzicht, dronk nog een bakkie koffie en nam de kabelbaan terug naar beneden.
Ik maakte me wel een beetje zorgen dat ik te vroeg terug zou zijn en de gids er nog niet was (en oké, ook een soort van omdat ik bang was dat het vrouwtje van het reisagentschap zou denken dat ik niet spoorde omdat ik te kort op die berg was geweest), maar dat probleem loste zichzelf op. Er stonden namelijk geen bordjes meer om de route van de kabelbaan naar de funicular aan te geven. Tja en dan weten jullie inmiddels wel wat er dan gebeurt.
Ik ben roltrappen op en af geweest, een keer of tien. Ik heb door een park gedwaald en heb ontelbaar keer de weg gevraagd zonder de trein te vinden. Op een gegeven moment stond ik geloof ik werkelijk te stampvoeten voor zo’n vrouwtje van het vervoersbedrijf omdat haar uitleg zo verschrikkelijk vaag was. En toen ik eindelijk, eindelijk, eindelijk die stomme funicular had gevonden moest ik een klein traantje wegpinken van opluchting.
Mijn gids voor de middag was Chi, een lief, wat ouder vrouwtje in kleurige kleding die hooguit tot mijn middel kwam. Ze nam me eerst mee naar een piepklein dorpje dat zichtbaar leefde van het toerisme: Alleen maar restaurantjes, kraampjes met streekproducten en traditionele ambachten. Ik lunchte samen met een Amerikaanse die ook alleen op reis was, wandelde met Chi door het plaatsje en kreeg o.a. uitleg over hoe de stoffen voor hun klederdracht geweven en geverfd worden. Daarna maakten we met de auto een prachtige tour door de omgeving, waar naar alle kanten de rijstterrassen tegen de bergen lagen te schitteren in vele tinten groen.
Eind van de middag werd ik afgezet bij een resort waar ik een fantastische lodge kreeg toebedeeld. De lodge was uitgehakt uit de berg en aan de voorkant van hout met een wonderschoon uitzicht over de bergen (ik zal later deze week weer nieuwe foto's in de galerij zetten). Toen ik eenmaal met een drankje op mijn balkon zat en m’n ogen een beetje dichtkneep kon ik haast denken dat ik in een chalet in Zwitserland was, zelfs qua temperatuur (ik had ’s avonds zelfs een trui nodig, heerlijk!). Alleen waren de weilanden hier natuurlijk rijstterrassen en de koeien vervangen door waterbuffels.
Ik heb daarna heerlijk een paar dagen genoten van de rust en de prachtige natuur, maar aan alles komt een eind, dus ik moest ook weer terug naar Hanoi, waar Jan inmiddels in een hotel zat. Op zich had ik daar heel veel zin in, want na een week alleen wilde ik dolgraag Jan weer de oren van z’n hoofd kletsen, maar er was nog een kleine complicatie op de terugweg: Het Westlake Hotel, waar Jan met z’n collega’s zat, lag zo’n 80 km ten noorden van Hanoi, en de bus kwam daar op zo’n 20 km afstand langs. Ik kon er dus voor kiezen om met de bus naar het eindpunt te rijden en daarna met een taxi ’s avonds laat weer 80 km terug te rijden, of ik kon proberen te regelen of ik eerder uit de bus kon en dan met een taxi het laatste stukje naar het hotel te gaan.
En eigenlijk vond ik van de hele reis alleen dat het allerengst: In de middle of nowhere uit die bus stappen en maar hopen dat alles goed zou komen, ik zag er als een berg tegenop. Ik had dus al bijna besloten om dan maar in Hanoi te blijven slapen en de volgende dag naar Jan te gaan, toen ik me bedacht dat ik Verrassend Vietnam kon contacten met de vraag of zij iets konden regelen. En dat konden ze.
Ze namen contact voor me op met de busmaatschappij en ik kreeg een kenteken door van de auto die me op stond te wachten. Superblij natuurlijk, maar ik kreeg echt nog wel even de zenuwen toen de bus van de snelweg af ging en bij donker louche straatje stopte waar wat mannen met auto’s stonden. Er schoten ontelbaar veel horrorscenario’s door mijn hoofd, maar tot mijn enorme opluchting stond de auto met het juiste kenteken erbij, met mijn naam op een bordje.
En zo kwam ik korte tijd later weer veilig aan bij mijn lief. Een prachtige ervaring rijker, dankbaar dat alles goed was gegaan en stiekem best een beetje trots.
Comments