top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverEllen

YOGYAKARTA

De eerste dagen in Yogyakarta heb ik vooral gezwommen en de naaste omgeving van het hotel verkend, naast wat online werk, dat ook gewoon moet gebeuren natuurlijk. Maar donderdag vond ik dat het tijd was om wat verder te gaan kijken.

Daarvoor zou ik wel in mijn eentje in een taxi moeten stappen en diep in mijn hart vond ik dat dus echt hartstikke eng. De verhalen van Patrick over hoe hij opgelicht was in taxi’s en mijn levendige fantasie hielpen daarbij niet echt. Veel mensen zeggen tegen me dat ik heel dapper ben, maar achter een grote sterke man aanlopen die de weg weet, is echt niet zo stoer. Alleen in een taxi stappen vond ik echt enger.

Dus maar weer een rondje peptalk voor de spiegel gedaan (want hé, als je tot hier gekomen bent dan is het best suf om dat laatste stapje niet te durven) en vooral: goede voorbereiding. Ik wilde naar het Waterpaleis van de Sultan, dus ik bestudeerde de route via GoogleMaps (alsof ik het door zou hebben als een taxichauffeur in een wildvreemde Aziatische stad een omweg maakt, maar toch), liet m’n waardevolle spullen in de hotelkamer achter en nam voldoende contant geld mee om me te kunnen redden (over straat gaan met een half miljoen op zak went sneller dan je denkt!).

Het hotel belde een taxi voor me en wat denk je? Tref ik de aardigste taxichauffeur op aarde (reactie van Jan: ‘Ja gek hè, als ze geld aan je kunnen verdienen’…Zo jammer weer). De beste man heette Lufthi, had 18 jaar in een internationaal hotel gewerkt en was ontzettend blij dat hij na twee jaar weer de mogelijkheid had om zijn Engels te oefenen. De rit voerde door Malioboro, de bekendste wijk van Yogyakarta (en dat klopte, wist ik dankzij GoogleMaps!) met ontzettend veel mooie gebouwen en leuk winkeltjes. Lufthi en ik voerden een geanimeerd gesprek en hij wees me op van alles en nog wat, o.a. veel gebouwen die nog door de Nederlanders zijn gebouwd. De vraag over het verleden brandde me natuurlijk op de lippen en toen hij ook nog zei dat wij een veel betere regering hebben dan de Indonesiërs, stelde ik hem: ‘Hoe kijken jullie tegen de Nederlanders aan? We hebben ons tenslotte niet zo heel netjes gedragen…??’ Lufthi moest erom lachen. Dat was het verleden. De Nederlanders die nu in Indonesië komen gedragen zich respectvol en dat vinden de mensen hier veel belangrijker. Best fijn om te weten.

In het prachtige Waterpaleis van de Sultan (Taman Sari) trof ik een hele vriendelijke gids die me uitgebreid vertelde over het gebouw en de historie ervan. Het kwam erop neer dat de Sultan een soort luxe badkamer heeft laten bouwen van enkele voetbalvelden groot, waar die ouwe snoeperd in alle rust zijn badderende harem kon bestuderen.

Lufthi had op me gewacht en bracht me na een gave sightseeing door de stad weer veilig terug bij het hotel, waar ik hem uiteraard een enorme fooi heb gegeven. Ik zal de fotogalerij dit weekend weer aanvullen voor plaatjes bij dit praatje.


Aan het eind van de dag, toen de mannen weer terug waren van de farm en het etenstijd was, vertelde Jan dat we deze avond streetfood gingen eten. Ik was razend enthousiast, want in reisprogramma’s wordt dat aangeprezen als de meest Aziatische ervaring die maar mogelijk is. Al vraag ik me al langer af hoe die programma’s die mooie en romantische beelden maken. Ik heb tot nu toe nog niets gezien dat daar maar in de verste verte op lijkt.

De praktijk was dan ook dat we één van de vele kraampjes kozen die vlak langs de weg staan, waar we op een plastic krukje aan een plakkerige tafel gingen zitten, terwijl we uitlaatgassen inademden en ons best deden elkaar te verstaan boven het verkeerslawaai uit.

Terwijl we daar zaten kreeg ik een appje uit Nederland met het bericht dat de gezondheid van mijn moeder weer wat verder achteruit is gegaan. Mijn gedachten dwaalden weg naar het appartement in Ede, waar zij steeds meer inlevert door een progressieve vorm van dementie. Een mooi avontuur als dat van ons heeft een keerzijde. Dat wisten we en accepteren we. Maar op zo’n moment is het extra voelbaar.


Inmiddels was het eten op tafel gezet: een schaaltje rijst en een kom soep. De soep leek op het oog een variant op onze champignonsoep en het smaakte best lekker toen ik voorzichtig een hapje proefde. Toen haalde ik mijn lepel wat dieper door de kom en lag daar ineens iets wat veel weg had van een halve oogbol. Ik zag Patrick naast me een keer slikken en Jan tegenover me een foto maken. Een tel later klonk de pling van onze gezinsapp (die om niet nader toe te lichten redenen Gert-Verhulst-fanclub heet). Ik zag een foto van mijzelf met de kom soep, met als onderschrift: ‘Jullie moeder eet geitenpotensoep.’

Tot zover mijn enthousiasme over streetfood.

Want geloof me, die kok had echt niet alleen de poten van de geit gebruikt toen hij de soep maakte. Hij stond in zijn keuken, vond het zonde van de rest van het beestje en heeft toen alle andere losse onderdelen ook maar door zijn soep geroerd…

Ik heb dapper de groenten en meer definieerbare stukken uit de soep gevist en met de rijst opgegeten. Jan en Patrick deden hetzelfde, dus op een gegeven moment stonden er drie kommen op tafel met daarin nog een flinke verzameling geitenanatomie. Ik voelde me best een beetje schuldig en vroeg aan Faïz of het erg onbeleefd is in Indonesië om eten te laten staan. Hij zei dat het geen enkel probleem was, maar eerlijk is eerlijk: als het dat wel was geweest hadden we die kommen echt niet verder leeg gegeten. Er zijn grenzen aan wat een Nederlandse maag aan kan!


Inmiddels zijn we vrijdag doorgevlogen naar Bali. Ik schrijf deze blog op zaterdagochtend met uitzicht op de oceaan. Intens dankbaar voor de mooie ervaringen, maar met de telefoon binnen handbereik om de berichten van het thuisfront in de gaten te houden.




123 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Commentaires


bottom of page